Philippus Rovenius

Teksten en Bronnen


Philippus Rovenius werd op 1 januari 1574 gedoopt in de kerk van Onze Lieve Vrouw te Deventer, waar zijn vader, magister Gerardus Jacobsen van Ruenveen en afkomstig uit Rooveen in Salland, conrector was van de kapittelschool van St. Lebuinus. De moeder van Philippus, Wolterken van Wijnhoven, afkomstig uit een oud Twents geslacht, was geboren te Ootmarsum. Zoon Philippus gebruikte in latere, woeliger tijden haar naam nogal eens als pseudoniem voor zijn brieven.

Philippus studeerde te Leuven, werd in 1599 priester gewijd en was reeds drie jaar later president van het Hollandse College, de priesteropleiding, te Keulen. Nadat veldheer Ambrosius Spinola in 1605 en 1606 de steden Lingen, Oldenzaal en Groenlo alsmede de omliggende gebieden voor de Spanjaarden had veroverd, kreeg de apostolisch vicaris Sasbout Vosmeer via de pauselijke nuntius de opdracht zo spoedig mogelijk daar naar toe te gaan om er het katholieke geloof opnieuw te vestigen. Vosmeer haalde in 1606 Rovenius naar Oldenzaal. Deze werd door hem aangesteld tot vicaris-generaal van het nog jonge bisdom Deventer, het nieuw veroverde gebied. In 1607 werd Rovenius eveneens benoemd tot deken van het Plechelmuskapittel te Oldenzaal. Een jaar later vestigde Sasbout Vosmeer zich te Keulen, en daarmee berustte de geestelijke zorg over het bisdom Deventer volledig bij Philippus Rovenius, die de stad Oldenzaal daarbij als uitvalsbasis gebruikte. Twintig jaar heeft Rovenius in Oldenzaal gewoond en gewerkt, sinds 1614 ook in de hoedanigheid van apostolisch vicaris, als opvolger van de inmiddels overleden Vosmeer.

In 1620, dus nog tijdens het Twaalfjarig Bestand, werd Rovenius door paus Paulus V benoemd tot bisschop, en wel tot aartsbisschop van Philippi. Na zijn bisschopswijding, die in het adellijk nonnenklooster Voorst bij Brussel plaatsvond waar zijn broer Hendrik biechtvader was, werd Rovenius feestelijk ingehaald te Oldenzaal. 'De Ridders / Edellieden / kerkelijke persoonen / ja de gansche Burgery / raakten ook op de been; en hebben den Prelaat / onder het lossen van 't geschut / en 't luiden der klokken / terwijl de orgels in de Hoofd-kerke van Plechelmus lustig speelden / en het Te Deum gezongen wierd / hoogstatelijk ter Stede ingehaalt.'

Veel heeft Rovenius gedaan om een nieuwe generatie priesters op te leiden en daarmee het binnenkerkelijke verval te stuiten. Recent promotieonderzoek (Gian Ackermans: Herders en huurlingen. Amsterdam 2003, p. 43-45) heeft aangetoond dat de stad Oldenzaal in de tweede helft van de zeventiende eeuw tot de groep van tien steden behoorde die samen in bijna de helft van de geestelijkheid voorzagen. Oldenzaal blijkt relatief gezien zelfs de meeste priesters te hebben voortgebracht in de Republiek, met Utrecht op een goede tweede plaats. Dit was voor een niet gering deel het gevolg van de jarenlange inspanningen van de apostolisch vicaris Rovenius.

Tegelijkertijd hield hij zich bezig met het verzamelen en naar veiliger oorden overbrengen van relieken en andere waardevolle kerkelijke objecten om deze te redden voor vernietiging door de protestanten, alsmede het traceren en evacueren van verstrooide of in vijandelijke handen geraakte archieven van inmiddels geseculariseerde geestelijke instellingen zoals kerken, kloosters en kapittels. Ook het invoeren van nieuwe liturgische boeken behoorde tot zijn taak.

De betekenis van Rovenius voor de geschiedschrijving over Oldenzaal en meer in het bijzonder over het Plechelmuskapittel kan nauwelijks overschat worden. Wat er begin zeventiende eeuw nog restte aan archivalia, boeken en kerksieraden, toebehorend aan het kapittel, werd door hem nauwgezet verzameld. Hij voegde er steeds eigenhandig geschreven aantekeningen aan toe. Deze zijn zeer waardevol, omdat Rovenius nog gebruik kon maken van schriftelijke bronnen en mondelinge overleveringen die inmiddels geheel verloren zijn gegaan.

Een van de belangrijkste handschriften, door Rovenius vervaardigd, is de zogeheten Acta Rovenii uit 1616, nu bewaard in Het Utrechts Archief. Het is onze belangrijkste bron met informatie over de opzet, inrichting en werkwijze van het toen reeds bijna zeven eeuwen bestaande Plechelmuskapittel. Deze bron is in de negentiende eeuw ten dele uitgegeven en vertaald.

In 2008 werd door Gerard Bartelink en Guus Goorhuis het initiatief genomen om allereerst deze omvangrijke tekst volledig toegankelijk te maken. Eerstgenoemde, emeritushoogleraar oudchristelijk Grieks en Latijn en het middeleeuws Latijn aan de Radboud Universiteit Nijmegen, is verantwoordelijk voor de transcripties en vertalingen. Laatstgenoemde, als organist en dirigent gregoriaans verbonden aan de St. Plechelmusbasiliek, verzorgt de eindredactie van een en ander. Webmaster Hylke Banning, tevens stadsbeiaardier van Oldenzaal, beheert de website van de Oldenzaalse St. Plechelmusbasiliek, het medium voor al deze bronnen, waaronder sinds de zomer van 2009 een editie van het vijftiende-eeuwse memorieboek van het Plechelmuskapittel. Ook brieven van Rovenius en andere teksten die het kapittel van Oldenzaal betreffen - waaronder de Vitae of Levens van de heiligen Plechelmus, Wiro en Odger - zijn op de website te raadplegen of zullen nog toegevoegd worden. Daardoor zal deze site een steeds belangrijker rol kunnen gaan vervullen bij onderzoek betreffende de geschiedschrijving over Oldenzaal en het Plechelmuskapittel. Op 30 december 2009 zijn de eerste tekstbestanden op internet officieel toegankelijk gemaakt.

Guus Goorhuis


    1. Inleiding (hierboven)
    2. Acta Rovenii 01 Inhoudsopgave hoofdstukken
    3. Acta Rovenii 02 hfdst 1-18 vertaling
    4. Acta Rovenii 03 hfdst 19-26 vertaling
    5. Acta Rovenii 04 hfdst 27-38 transcriptie
    6. Acta Rovenii 05 hfdst 27-38 vertaling
    7. Brieven van Rovenius transcriptie en vertaling
    8. Vitae van Wiro, Plechelmus en Odgerus

Laatste wijziging: 22 december 2009


Vestingkaart voorstellende het beleg door Ambrosius Spinola in 1605.
Hieruit een fragment met een curieuze scène: gevechten tussen militairen en tegelijkertijd enkele Oldenzaalse vrouwen die ondanks de oorlog ter plaatse
hun witte was op de bleek leggen, nu de Bleekstraat.

(kopergravure Pompeo Giustiniano, 1609 (20,5 x 31 cm) uit: Delle Guerre Di
Flandria, Libri VI.b, Joachimo Trognesio in Antwerpen, 1609
)