![]() |
'Grijze Toren Zing' |
Van Borghuis zijn vele gedichten in het Twents, zijn moedertaal, bewaard gebleven. De meeste getuigen van een diep en oprecht religieus gevoel. In 1961 kwam van zijn hand nog 'n Busken late bleujers uit. |
![]() |
'In Diene Hand' |
De Twentse folkore heeft Borghuis zijn hele leven gesteund en gestimuleerd. Zo zag hij met lede ogen aan hoe de eeuwenoude traditie van het midwinterhoorn-blazen langzaam maar zeker aan het verdwijnen was. Of het melancholieke vier- of vijf- en soms zestonige geluid bedoeld was om de geesten te verjagen of om de komst van de Verlosser aan te kondigen is nog altijd niet duidelijk. In 1953 belegde Toon Borghuis samen met Jan Jans uit Almelo en Hendrik Racer Palthe uit Volthe bij Rossum een vergadering waar besloten werd om een commissie op te richten die het gebruik van de midwinterhoorn weer in ere moest herstellen. Als gevolg van dit initiatief vond er in de jaren zestig en zeventig een forse opleving plaats. Overal werden nieuwe verenigingen rond het midwinterhoornblazen opgericht, werden er wedstrijden uitgeschreven, prijzen uitgereikt en … veel gekibbeld. Sommigen wilden op de hoorn graag melodieën blazen, anderen uitsluitend 'n aolen roop, het authentieke midwinterhoorngeluid. Overigens kunnen midwinterhoorns nooit samen klinken, want iedere hoorn heeft zijn eigen karakteristieke natuurtonen en klankkleur. Als groot natuurliefhebber wist Toon Borghuis veel van vogels en planten. Ieder jaar verbleef hij wekenlang in zijn zomerhuisje bij de Dinkel, midden in het Lutterzand. Toon Borghuis was in Oldenzaal een bekende persoonlijkheid en immer een flamboyante verschijning met grote zwarte hoed, een pijp in de mond en de vioolkist onder de arm. Het is daarom niet vreemd dat ook deze breedgerande hoed in brons is vereeuwigd. Hij stierf in 1971. |
![]() |
Stadsmonument |
![]() |